NL FR

Tussenschotcorrectie en plastie van de neusschelpen


De neus dient voornamelijk om de ingeademde lucht in het lichaam aan te passen: deze wordt bevochtigd, gefilterd en opgewarmd.  Hierdoor verloopt de ademhaling correct.  Daarbuiten zijn er nog enkele andere functies, zoals het reukorgaan, de bijdragen aan de stemvorming, een immunologische bescherming en het esthetisch uiterlijk aspect.


Bij een scheefstand van het neustussenbeen kan je minder goed door de neus ademen en ben je verplicht meer door de mond te ademen.  Hoofdpijn, keelpijn, sinusitis, snurken, verminderd herstel tgv slechte slaap en oorproblemen kunnen optreden.  Medicamenten hebben vaak slechts een tijdelijke werking en kunnen niet langere tijd doorgenomen worden bij deze structurele problemen.  Om deze reden kan een chirurgische ingreep nodig zijn. 

Het doel van de ingreep is het verbeteren van de neusfunctie door het tussenschot recht te zetten.  Indien u ook de uitwendige vorm van de neus wenst te laten veranderen, bespreekt u dit best met uw arts.  Hij zal u zeggen wat er mogelijk is en wat u kunt verwachten.

Bij kinderen onder 16 jaar wordt meestal afgewacht in de mate van het mogelijke, omdat het tussenschot belangrijke groeikernen bevat voor de uitgroei van de neus tijdens de kinder- en puberteitsjaren

Medicatie die de stolling beperken, stopt u best enige tijd voor de ingreep, bespreek dit met uw arts.

Verwittig uw arts van tevoren indien u voor de operatie fel verkouden bent, koorts hebt > 38°C of fel hoest.

Meestal gebeurt de operatie onder algemene verdoving, omdat botweefsel niet plaatselijk kan verdoofd worden.


Tijdens de operatie maakt men een kleine insnede aan de binnenzijde van de neus, die uitwendig onzichtbaar is.  Dan legt men het kraakbenig en benig deel van het tussenschot vrij, hierbij wordt het slijmvlies zoveel mogelijk gespaard.  De scheve, kromme en uitstekende delen worden ofwel weggenomen ofwel recht gezet.  Men hecht de insnede met een draadje dat later vanzelf oplost.  Vaak is het nodig om één of beide onderste neusschelpen te verkleinen, dit kan op verschillende manieren gebeuren: door een beperkte cauterisatie van de submucosale weefsels (zwellichaampjes), door coblatie-behandeling (wat trouwens ook ambulant op de consultatie vaak gebeurt) of een een partiële resectie van het bot van de neusschelp (bij belangrijke hypertrofie).  De neusschelpen worden niet volledig verwijderd, omdat anders de filter-, opwarmings- en bevochtigingsfunctie ervan verloren gaat.  Het neustussenschot wordt ter plaatse gehouden dmv. Silastic plaatjes met een ademweg (Doyle), die doorgaans na één week verwijderd worden.  Zo nodig wordt een beperkte sponsachtige wiek aangebracht.  Op de buitenzijde van de neus komen enkele kleefpleisters, om zwelling te beperken.


Indien tijdens de operatie ook de vorm van de neus moet veranderd worden, kan men enkele bijkomende insnedes maken thv de binnenzijde van de neus en soms thv de buitenzijde van de neus, zonder dat er zichtbare littekens achterblijven.  Deze zijn later vrijwel onzichtbaar.  Wanneer de neusbeenderen zelf geopereerd worden, moet de neus nadien gespalkt worden dmv een thermoplastisch gips, die 11-14 dagen ter plaatse blijft.


Na de operatie blijft u ongeveer 1.5-2 uur in de ontwaakruimte, van zodra u voldoende wakker bent, wordt u naar uw kamer teruggebracht.


Na de operatie is het vooral hinderlijk dat u de eerste uren niet goed door de neus kunt ademen.  U moet daarom door de mond ademen, regelmatig drinken en de lippen goed bevochtigen is daarom een must.  Nadien kunt u ook last hebben van hoofdpijn en niezen, waarvoor aangepaste medicatie wordt opgestart.  Uit de neus kan wat kleurloos tot roodgeel vocht druppelen, wat progressief afneemt.

Een operatie aan het tussenschot alleen geeft geen uitwendige neusveranderingen.  Als ook de neusbeenderen geopereerd zijn, kunnen de wangen of regio rond de ogen opzwellen en blauw verkleuren door onderhuidse bloeduitstortingen.  Dit verdwijnt na enkele weken.  In de neus, thv de bovenlip of thv de bovenste snijtanden treedt er vaak een voos gevoel op, die meestal verdwijnt na enkele weken tot maanden.


De werkonbekwaamheid bedraagt doorgaans twee weken na een tussenschotcorrectie en drie à vier weken na een rhinoseptoplastie.