NL FR

Wat is een tympanoplastie?

Een tympanoplastie is een reconstructieve ingreep ter hoogte van het middenoor waarbij over het algemeen zowel het trommelvlies als de gehoorbeentjesketen moet worden hersteld (een combinatie van o.a. een myringoplastie en een ossiculoplastie), met voornamelijk een gehoorsverbeterend en hygiënisch doel. De ingreep wordt frequent uitgevoerd in het geval van chronische middenoorproblematiek zoals cholesteatoma en heeft dan ook een belangrijke sanerende (verwijderen van alle pathologie via o.a. mastoïdectomie, antrotomie, atticotomie en posterieure tympanotomie) en een preventieve functie (voorkomen van recidief door herstel gehoorgang en obliteratie van mastoïd en atticus).
Bij een cholesteatoom zijn allerlei combinaties van defecten van gehoorbeentjesketen en trommelvlies mogelijk. Voor herstel van de keten kan gebruik gemaakt worden van botcement, het eigen aambeeld, een donor gehoorbeentje (aambeeld, hamer) of een titaniumprothese. Het doel is steeds het herstellen van de continuïteit van de gehoorbeentjesketen zodat de trillingen van het trommelvlies weer efficiënt kunnen worden doorgegeven aan het slakkenhuis (zie ook ossiculoplastie). Voor herstel van het trommelvlies kan donormateriaal (allogreffe trommelvlies) of eigen weefsel (fascia, perichondrium of kraakbeen) gebruikt worden (zie ook myringoplastie). In geval van de afwezigheid van de hamersteel kan een combinatie van donortrommelvlies met daaraan vast een hamersteel (de zogenaamde tympano-ossiculaire allogreffe) worden geïmplanteerd.

Voor de ingreep

De patiënten worden meestal de ochtend van de ingreep opgenomen in het ziekenhuis. Bij een ernstige ontsteking wordt de operatie uitgesteld. Indien de ingreep gebeurt onder algehele narcose dient men de dag van de ingreep volledig nuchter te zijn (vanaf 0u00).

De ingreep

De ingreep gebeurt meestal onder algehele narcose. Soms kan de ingreep door de gehoorgang gebeuren. Vaak gebeurt de operatie via een insnede achter de oorschelp. De huid van de gehoorgang wordt losgemaakt en het trommelvlies wordt deels of volledig losgemaakt. Bij een sanerende ingreep worden eerst botschilfers en botpaté geoogst voor de reconstructie en "beenderige obliteratie" op het einde van de ingreep. Er wordt in dat geval een mastoïdectomie uitgevoerd (openen van de luchthoudende holtes achter het oor) waarbij de aangetaste delen (cholesteatoom) progressief worden verwijderd en waarbij verschillende andere holtes (antrum en atticus) mee worden geopend en gereinigd. Er wordt onder andere een toegang gemaakt naar het middenoor vanuit de mastoïdholte (zogenaamde posterieure tympanotomie). De keten wordt zo mogelijk intact gelaten. Indien de keten onderbroken is wordt zo mogelijk enkel de kop van de hamer met het aambeeld verwijderd. Soms moet ook het (rest)trommelvlies al dan niet met de hamersteel worden opgeofferd of moet tijdens de ingreep de smaakzenuw of chorda tympani worden verlegd of opgeofferd. Als alle pathologische structuren zijn verwijderd kan gestart worden met de reconstructie. Bij een donor trommelvlies wordt het overblijfsel van het eigen trommelvlies verwijderd en wordt het donor trommelvliesje ingeplant. Bij herstel met fascia, perichondrium en kraakbeen wordt er zoveel mogelijk trommelvlies bewaard en wordt dit onder het defect in het trommelvlies geplaatst. Afhankelijk van het type defect van de gehoorbeentjesketen, het beschikbare materiaal en de ervaring van de oorchirurg wordt voor een bepaalde 'ossiculoplastie' gekozen (botcement, het eigen aambeeld, een donor gehoorbeentje (aambeeld, hamer) of een titaniumprothese. Uiteindelijk wordt de continuïteit van de gehoorbeentjesketen hersteld en kunnen de trillingen van het (nieuwe) trommelvlies weer efficiënt worden doorgegeven aan het slakkenhuis. De achterwand van de gehoorgang wordt zo nodig hersteld en het atticus en het mastoïd worden van de trommelholte afgesloten door middel van botschilfers. Het atticus en mastoïd worden opgevuld met botpaté (zogenaamde beenderige obliteratie). De huid van de gehoorgang wordt terug geplaatst en er wordt een (in zalf gedrenkt) oorverbandje geplaatst. De insnede achter de oorschelp wordt gesloten met een oplosbaar draadje met 2 knoopjes. Er wordt dan ook een verband achter het oor geplaatst met een windel.

Na de ingreep

Na de ingreep is de gehoorgang afgesloten en zal men tijdelijk minder goed horen. Soms is de wonde wat gevoelig en wordt er pijnmedicatie gegeven. Een enkele keer sijpelt er wat bloed door het oorverbandje naar buiten hetgeen meestal spontaan stopt en in principe geen nadelige gevolgen heeft. Bij een ingreep volledig door de gehoorgang is er vaak ook een tweede verbandje over de oorschelp (Peha haft). Als er een windel geplaatst werd direct na de operatie, wordt deze verwijderd voor het ontslag uit het ziekenhuis. De patiënten gaan meestal de eerste of tweede dag na de ingreep weer naar huis.

Weer thuis

Gedurende 1-2 weken blijft het verband ter plaatse en hoeft men geen wondzorg te verrichten. Het verbandje over de oorschelp mag eventueel eens vervangen worden. Er mag gedruppeld worden met oorsuspensie. Het gehoor is wat verminderd daar de gehoorgang (tijdelijk) is afgesloten. Er mag geen water in en achter het oor komen. We adviseren een sociale quarantaine van 4 weken om de kans op bovenste luchtweg infecties te beperken. Vanaf 4 weken na de ingreep mag conditietraining hervat worden. Contactsporten dienen best tot 8 weken na de ingreep vermeden te worden alsook vliegen en andere grote drukveranderingen op het middenoor.

Hoe moet een tympanoplastie worden opgevolgd na de behandeling?

De eerste postoperatieve controle is meestal voorzien na 1-2 weken. Het verbandje wordt dan uit de gehoorgang gehaald en soms vervangen. Indien de operatie via een insnede achter de oorschelp gebeurde, worden hier het verbandje en de 2 knoopjes verwijderd. Nadien wordt er nog gedurende een korte periode in de gehoorgang gedruppeld en komen de patiënten nog verschillende keren op controle. Er mag gedurende 6 maanden na de ingreep geen water in de gehoorgang komen bij een donor trommelvliesoperatie, circa 3 maanden bij de andere procedures (fascia, perichondrium en kraakbeen). Het gehoor zal regelmatig getest worden. Bij blijvend gehoorverlies zijn er, afhankelijk van de omstandigheden, verschillende mogelijkheden tot gehoorsverbetering: een hoortoestel, ossiculoplastie (gehoorverbeterende chirurgie) of botverankerd hoortoestel.
In het geval van cholesteatoom dient het oor tenminste 5 jaar radiologisch (MRI non-EPI) en tenminste 10 jaar klinisch (otoscopisch) worden opgevolgd.

Wat zijn de mogelijke problemen na een tympanoplastie?

Er zijn vrijwel geen problemen te verwachten na de gehoorsverbeterende operaties. Bij de sanerende (schoonmakende) ooroperaties zoals bij cholesteatoom is het risico op complicaties groter, maar nog steeds erg gering. U moet zich ook bedenken dat de aanwezigheid van een chronische ontsteking in het oor zelf ook tot (dezelfde) problemen kan leiden.

  • Gehoorverlies
    Bij elke ooroperatie is er een zeer gering risico op blijvend gehoorverlies door schade van het slakkenhuis. Bij het opruimen van ontsteking en door het schoonmaken van de gehoorbeentjes kan er ook een beschadiging van het slakkenhuis optreden. Het hierdoor ontstane gehoorverlies kan ernstig zijn en is zeker blijvend.
  • Evenwichtsproblemen
    Omdat het evenwichtsorgaan in het operatiegebied ligt, kunnen evenwichtsstoornissen optreden, maar deze zullen meestal in de loop van de tijd geleidelijk verdwijnen.
  • Aangezichtsverlamming
    Er bestaat ook een kleine kans op een beschadiging van de door het middenoor lopende aangezichtszenuw (de nervus facialis). Deze zenuw zorgt voor de gelaatsexpressie van het aangezicht (mimiek). Het gevolg kan een halfzijdige aangezichtsverlamming zijn. Soms is dan een nieuwe operatie aangewezen waarbij een zenuwtransplantatie nodig kan zijn.
  • Smaakstoornissen
    Door het middenoor loopt een kleine zenuw (chorda tympani) die de smaak verzorgt van het voorste deel van één zijkant van de tong. Bij operaties in het middenoor kan deze zenuw (gedeeltelijk of geheel) beschadigen. Er kan bij een gedeeltelijke beschadiging een tijdelijke (weken) smaakstoornis ontstaan (in ongeveer 5% van de ooroperaties). Het is zelden nodig de zenuw door te snijden om de ontsteking goed te kunnen verwijderen. Wanneer de smaakzenuw niet volledig beschadigd is, zal de smaakstoornis vrijwel altijd geleidelijk (tot na 6 maanden) weer overgaan.

Bron: Univ. dienst NKO, St. Augustinusziekenhuis, Wilrijk